Wetenschappelijke methode
Een systematische manier om kennis te vergaren wordt een wetenschappelijke methode genoemd. Op grond van een wetenschappelijke methode ontstaat een geordend geheel van wetmatigheden, theorieën, hypotheses en systemen waarmee verdere kennis verkregen kan worden.
Bij de inhoud van deze website gaat het vooral om twee wetenschappelijke methodes: de deductieve – en de inductieve methode. De deductieve methode is de betrouwbaarste en dus de meest wetenschappelijke methode die er bestaat.
- Bij de deductieve methode gaat men bij het vergaren van kennis van het algemene naar het bijzondere. De logica en de wiskunde maken enkel en alleen gebruik van deze methode. Op voorwaarde dat deze methode goed wordt uitgevoerd is de betrouwbaarheid vrijwel 100%. De logica en de wiskunde worden daarom ook wel zuivere - of fundamentele wetenschappen genoemd. Zij zijn derhalve de wetenschappen van de grondvormen van kennisopbouw en kennisverwerving.
- Bij de inductieve methode gaat men bij het vergaren van kennis juist omgekeerd te werk – dus van het bijzondere naar het algemene. De zuiver empirische wetenschappen, zoals de verschillende alternatieve geneeswijzen, maken enkel en alleen gebruik van deze methode. Het bijzondere slaat in dat geval vrijwel uitsluitend op bepaalde specifieke ervaringen en waarnemingen. Van hieruit wordt geprobeerd tot een zo algemeen mogelijke verklaring, een theorie of hypothese, te komen. Bevestiging volgt indien andere wetten of waarnemingen overeenkomen met de theorie of daarmee niet in strijd zijn; de theorie is weerlegd als dit niet het geval is. Een voorbeeld van de inductieve methode is de beroemde hypothese ‘alle raven zijn zwart’. Deze conclusie komt voort uit een groot aantal waarnemingen van zwarte raven, zonder daarbij één enkele witte of gekleurde raaf te observeren. De conclusie is weerlegd zodra er één witte of gekleurde raaf wordt waargenomen.
Bij wetenschappen, zoals natuurkunde, scheikunde, biologie en geneeskunde zijn deductie en inductie over het algemeen gecombineerd. Bij deze wetenschappen bestaat het bijzondere bij de inductie vaak uit voorafgaande, deductief verkregen conclusies, stellingen, theorema's, metingen, voorspellingen en experimenten. Ook van statistische waarheden wordt hier gebruik gemaakt.
Strikt genomen spreek je bij een pure deductieve wetenschap van een 'formele wetenschap' en bij een combinatie van een '(inhoudelijke) wetenschap'. In bovenstaande gevallen spreek je derhalve van 'natuurwetenschappen'.
Wetenschappelijke theorie
Volgens Popper is er pas sprake van een wetenschappelijk theorie als deze falsifieerbaar is, oftewel, als het in beginsel mogelijk is een experiment uit te voeren, waarvoor geldt dat voorafgaand aan het uitvoeren van het experiment exact aan te geven valt, bij welke uitkomst de geldigheid van de theorie verworpen moet worden. Daarmee worden de wetenschappen volgens Popper gekenmerkt door de deductieve methode van falsificatie. Een positief resultaat van de test betekent echter alleen dat de theorie wordt versterkt, aangezien het niet uitgesloten kan worden dat er in de toekomst een test wordt uitgevoerd die de theorie weerlegt.
Paradigma
Paradigma's worden in de wetenschapsfilosofie geduid als stelsels van methodes en theorieën die, binnen een gegeven wetenschappelijke discipline, het denkkader vormen van waaruit de 'werkelijkheid' geanalyseerd en beschreven wordt. Langer bestaande paradigma's worden vaak niet meer bewust als zodanig beleefd, omdat het onderwijs ze in de loop der jaren 'vanzelfsprekend' heeft gemaakt.
In de westerse wetenschappen is het causaliteitsprincipe bijvoorbeeld - met de oorzaak- en gevolgrelatie als bepalend beginsel - het belangrijkste paradigma. Het paradigma van de westerse natuurwetenschap is feitelijk ook de verabsolutering van de objectieve waarneming.
Zonder alternatief is het verwerpen van een paradigma niet mogelijk. Ook in tijden van paradigmaverschuivingen, zoals bij de huidige westerse natuurkunde het geval is, is verwerpen niet mogelijk, omdat na de paradigmaverschuiving nieuwe maatstaven bij oude worden gevoegd. Daardoor bestaat er geen gemeenschappelijke maat meer en kan er geen logische dwingende reden gegeven worden om te kiezen tussen twee theorieën. Dit is het principe van de zgn. incommensurabiliteitsthese.
Ga verder naar: Deductieve wetenschap