Het zal de lezer intussen duidelijk zijn, dat de in het vorige hoofdstuk beschreven benadering van de tijd totaal niet is te verenigen met het paradigma van de (klassieke) westerse natuurkunde.

In de westerse natuurkunde van Newton is tijd absoluut en kan dus niet veranderen t.o.v. de snelheid van een lichaam in de ruimte. Als je de tijd verandert, verandert de snelheid net zo hard mee: snelheid = afstand/tijd. Toch is de tijd in de westerse natuurkunde sinds Einstein, die soortgelijke ideeën had als die van de oosterse Bolwaarnemer, relatief geworden.

In de westerse natuurkunde betekent dat echter niet dat de snelheid van een lichaam in de ruimte en de tijd omgekeerd evenredig verlopen, zoals verbeeld in de grafiek van de Bolwaarnemer.  Het tijdverloop van een bewegend lichaam verandert alleen t.o.v. een ander zich bewegend lichaam in de waarneming door het andere lichaam; en dit geldt ook omgekeerd. Het tijdverloop van de waarnemer zelf is en blijft in de westerse natuurkunde dus nog steeds constant.
Met name voor de westerse fysicus is het vorige hoofdstuk dus waarschijnlijk moeilijk te verteren kost, omdat het tijdverloop van de (Bol)waarnemer zelf verandert – zijn eigen tijdverloop is immers omgekeerd evenredig met zijn bewegingssnelheid in de ruimte – terwijl Einstein dat nu juist relativeerde.

Om het meningsverschil tussen West en Oost op een eenvoudige manier te kunnen duiden moeten we terug naar Inleiding>Chinese Natuurtheorie. In paragraaf 3 De basisritmen van het heelal werden de begrippen voorwereld en nawereld behandeld. De Newtonmechanica is typisch een theorie van wat in Oost de nawereld wordt genoemd met een aanverwant paradigma. Het lijkt er nu op dat Einstein bij toeval het bestaan van de voorwereld heeft ontdekt. Vanwege het ontbreken van een dekkende theorie moest de vigerende Newtonmechanica worden aangepast en heeft Einstein als het ware concessies moeten doen aan het paradigma van de nawereld.

Ik denk dan ook dat het 'relativeren van het eigen tijdverloop' een concessie van Einstein is geweest aan de vigerende Newtonmechanica. Ik kan dat wel beweren, maar dan moet ik dat ook aan kunnen tonen. Feitelijk betekent dit dat ik moet bewijzen, dat de ontdekking van de Bolwaarnemer – namelijk dat snelheden in de ruimte en de tijd omgekeerd evenredig zijn, zoals in de grafiek verbeeld – overeenkomt met Einsteins ontdekking. Dat lijkt echter onmogelijk; immers, officieel heeft Einstein niets ontdekt. Zijn in 1905 geponeerde (Speciale) Relativiteitstheorie is enkel en alleen gebaseerd op gedachte-experimenten waaruit blijkt, dat ruimte en tijd als relatief moeten worden opgevat. Om desondanks te achterhalen of daar toch niet één of andere ontdekking achter zit, begin ik met een stukje natuurkundegeschiedenis, dat gaat over Einstein in de periode tussen 1901 en 1905. In die periode doen zich namelijk enkele merkwaardige dingen voor die daarop kunnen wijzen.

Volgens de geschiedenis was Einstein een luie student, die zich meer bezig hield met natuurkundige puzzeltjes dan met wiskunde. Na zijn afstuderen in 1901 was er daarom niet meer voor hem weggelegd dan een eenvoudige kantoorbaan. Einstein was toen dus feitelijk een volkomen oninteressante natuurkundige die in zijn vrije tijd nog wat bijles gaf aan schoolkinderen. Desondanks presteerde hij het in 1905 om vanuit dit 'niets' drie artikelen gepubliceerd te krijgen in de 'Annalen der Physik', het meest gerenommeerde tijdschrift voor de natuurkunde in die tijd. Dit is niet alleen ongekend in fysische kringen, ook wetenschappelijk gezien was het bepaald niet logisch, zeker in het geval van het tweede artikel, dat gaat over de relativiteit van tijd en ruimte. Waarom?

  • ten eerste omdat Einsteins 'relativiteitsprincipe' is gebaseerd op gedachte-experimenten waarvan de juistheid officieel nog niet kon worden bewezen
  • ten tweede omdat Einsteins gedachte-experimenten reeds lang voor die tijd wiskundig waren geformuleerd door de Leidse hoogleraar en Nobelprijswinnaar Hendrik Antoon Lorentz, die toen niet kon voorzien wat Einstein later zou bedenken. Lorentz heeft overigens nooit over dit plagiaat geprotesteerd.* (Ik kom hierop straks nog terug.)
  • ten derde omdat de originelen van Einsteins beroemde artikel niet meer bestaan; ook dat is vreemd*

 

Einstein had er van meet af aan een handje van, om geen enkele aanwijzing te geven over waar hij zijn ideeën vandaan haalde.* Dat is in feite een doodzonde in de wetenschap, maar Einstein kon het zich kennelijk permitteren. Bovendien druist zijn idee 'dat de tijd relatief is' zo apert in tegen de menselijke intuïtie, dat het zeer onwaarschijnlijk lijkt dat iemand dat zomaar kan verzinnen.* Toch werden Einsteins gedachte-experimenten zonder slag of stoot geaccepteerd door de westerse natuurkunde. Zij worden eenvoudig toegeschreven aan Einsteins niet te evenaren verbeeldingskracht.

 

Al die merkwaardige, niet-wetenschappelijke gebeurtenissen wijzen er op dat er anno 1905 iets niet klopte bij de westerse wetenschap. Maar voor mij was het vooral de vraag, hoe Einstein op het uiterst ondenkbare idee kon komen dat ruimte en tijd relatief zijn. Dit idee was dermate strijdig met de heersende Newtonmechanica, dat ik me niet kan voorstellen dat dit alleen op basis van niet te bewijzen gedachte-experimenten kon worden geaccepteerd. En omdat ik op zoek was naar een mogelijke ontdekking van Einstein, heb ik hier zelf een invulling aan moeten geven, ofwel: Ik heb het probleem heuristisch moeten benaderen. (Een term die Einstein graag gebruikte in dit soort situaties.)

Ik ben namelijk van mening, dat Einstein de relativiteit van ruimte en tijd heeft ontdekt terwijl hij zat te puzzelen over wat zwaartekracht nu eigenlijk is en hoe die ontstaat.

 

Ga verder naar: 5.2. Zwaartekracht

­