Wanneer je de hiervoor beschreven paradox benadert vanuit de lijn AB (zie herhaling grafiek) betekent dit feitelijk, dat het in deze moet gaan om de productie van een oneindig aantal oneindig dunne en dus onzichtbare, oppervlaktes van een willekeurig (hemel)lichaam plus in elk daarvan één opeenvolgend tijdatoom.

Ruimtetijdschil

In dat geval gaat het dus om de productie van oneindig veel bolvormige ofwel tweedimensionale ruimtetijdschillen waarin ruimte en tijd gelijkwaardig zijn: Het gaat in elke ruimtetijdschil derhalve om 2 dimensies van de ruimte plus 2 van de tijd. Ondanks dat ruimtetijdschillen in grootte verschillend zijn, zijn zij de kleinste eenheden van ruimtetijd.

NB.29 Een dimensie wordt in de westerse natuurkunde gedefinieerd als een meetbare grootheid die niet kan worden ontbonden in een combinatie van andere grootheden. Kosmologisch gebruikt is: eendimensionaal (1D) een punt of een lijn; tweedimensionaal (2D) b.v. het oppervlak van een bol; en driedimensionaal (3D) de inhoud van een bol.
Meetbaar betekent overigens altijd dat het de referentie ruimte betreft. Het oppervlak van een bol wordt in de westerse natuurkunde derhalve berekend als ware het een plat vlak.

De Bolwaarnemer bebruikt de term dimensie eveneens op een kosmologische manier maar voor hem is die grootheid niet meetbaar. Dit komt omdat hij de term dimensie gebruikt in de referentie ruimtetijd. Dit betekent dat een plat vlak voor hem altijd moet worden opgevat als het oppervlak van een bol. Dimensies zijn daarom altijd in of meer gekromd.

 

Vooropgesteld dat de productie van de ruimtetijdschillen door de (hemel)lichamen juist is – de waarschijnlijkheid daarvan wordt later aangetoond – is het m.i. logisch te veronderstellen dat die productie inhoudt, dat de ontelbaar vele (hemel)lichamen zelf eveneens zijn opgebouwd uit 2D ruimtetijdschillen. (Hun structuur moet die productie immers toestaan.) Daarom moet voorlopig worden aangenomen dat de wereld zoals wij mensen die kennen, volledig is gebaseerd op een onzichtbaar conglomeraat van deze 2D schillen of atomen van ruimtetijd die zich, zo te oordelen, ruimteachtig dan wel tijdachtig kunnen gedragen. Het lijkt in dat geval te gaan om een abstracte, discontinue 2D ruimtetijd die a.h.w. het onderliggende weefsel vormt van de waarneembare wereld. Ik ga er dan ook vanuit dat hier de oosterse idee moet zijn ontstaan, zoals beschreven op de pagina INLEIDING. De idee derhalve dat de wereld moet worden opgesplitst in een (abstracte) VOORWERELD en een (waarneembare, concrete) NAWERELD.

 

Het enige 'concrete' in die abstracte voorwereld is de lijn AB in de grafiek. Deze lijn behoort immers zowel tot de voorwereld als tot de nawereld omdat het de bewegingsbaan van een lichaam beschrijft, zoals die van de Zon, een planeet of een levend wezen. En aangezien de lijn AB in de voorwereld het midden vormt tussen de ruimteachtige en de tijdachtige ruimtetijd, en dus het midden is van een gepaarde tegenstelling, kun je hem vergelijken met de 'spreekwoordelijke heuvel' in de karakters van Yang en Yin. De lijn AB vertolkt derhalve de waarheid van de voorwereld in de nawereld. En omdat het hier tevens de bewegingsbanen van levende wezens, bomen en planten betreft kun je beter speken van levensbewegingen, levenspaden of levenslopen. Het ligt dan ook voor de hand dat die bewegingsbanen in de Elementenleer een belangrijke rol spelen. Het betekent waarschijnlijk tevens dat het hier gaat om de zgn. WERELDLIJNEN in de moderne westerse natuurkunde.

NB.30 De wereldlijn is een belangrijk concept uit de relativiteitstheorieën van Einstein. Het beschrijft op een abstracte manier het afgelegde pad van een voorwerp in de ruimtetijd. Het is nauw verwant aan het begrip traject, maar is meer aangepast aan de relativiteitstheorie door ruimte en tijd op een gelijke manier te behandelen. (https://nl.wikipedia.org/wiki/Wereldlijn)

Kortom: Volgens de Bolwaarnemer vormen ruimteachtige en tijdachtige ruimtetijd de basis van alle gepaarde tegenstellingen in de NAWERELD terwijl de levensloop van alle (hemel)lichamen er de enige werkelijkheid vormt.

Ga verder naar: 4.4. Conclusie en de gevolgen ervan

­