Mijn script gaat voor een groot deel over de reconstructie van een oude Chinese theorie/filosofie over het heelal, de Elementenleer. Op deze website gaat het alleen om de reconstructie van het ontstaan van die natuurtheorie. Dat moet derhalve berusten op pure logica en dus, zoals hiervoor vermeld, op deductie. Dat is dan ook de reden dat ik daar iets dieper op doorga, opdat ook de niet-wetenschappers onder de lezers kunnen oordelen over de wetenschappelijke waarde van deze reconstructie.

Deductieve wetenschap is wetenschap op basis van deductie (Lat. deducere, afleiden). Het is dus een wetenschap die berust op afleidingen of aannames die leiden tot onbetwistbare stellingen, beweringen en wetten waaruit weer nieuwe reeksen van stellingen/beweringen/wetten, de zgn. theorema's, kunnen worden afgeleid.

Een deductieve wetenschap is derhalve gebaseerd op reeksen van algemeen geldende wetmatigheden, waaruit weer van alles kan worden afgeleid. Deductieve wetenschap heeft dan ook een hypothetisch karakter: als alle aannames waar zijn – ofwel bewezen kunnen worden – dan zijn de theorema’s ook waar. Deductie speelt derhalve een centrale rol bij wetenschappen waarin een strikte bewijsvoering mogelijk en vereist is, zoals bij de wiskunde, de logica en in iets mindere mate ook bij de natuurkunde, omdat daarin van lieverlee ook inductieve elementen een rol gaan spelen. Op die manier is deductieve wetenschap de tegenpool van ervarings- of empirische wetenschap.

Deductie is een argumentatie- of bewijstechniek waarbij een gevolgtrekking wordt gemaakt vanuit het algemene naar het bijzondere. Op de meest natuurlijke manier bestaat het bewijs uit een logische redenering die bestaat uit drie delen (proposities) die waar of onwaar kunnen zijn: twee premissen of aannames (de majorpremisse en de minorpremisse) en een conclusie.

 

Voorbeelden van deductie

proposities  met ware proposities  met onware propositie(s) 
 majorpremisse (algemene aanname) Alle mensen zijn sterfelijk  Alle meisjes zijn lief
 minorpremisse (bijzondere aanname)  Socrates is een mens Ik ben een meisje
conclusie Socrates is sterfelijk  Ik ben lief

 

Deze bewijstechniek is wetenschappelijk omdat de conclusie noodzakelijkerwijs voortvloeit uit de voorafgaande premissen. De majorpremisse is universeel bevestigend en de minorpremisse en conclusie zijn particulier bevestigend. De conclusie is in principe waar als de voorafgaande premissen ware beweringen zijn.
Uit de tabel blijkt evenwel, dat een deductieve gevolgtrekking kan worden aangevochten door aan te tonen dat de conclusie niet logisch voortvloeit uit de premissen: de conclusie is dan niet bewezen (maar kan toevallig wel juist zijn; het voorbeeld-meisje is inderdaad lief). Als de conclusie van een deductieve redenering weliswaar logisch volgt uit de premissen maar niettemin onjuist is, moet ten minste een van de premissen onjuist zijn. Empirische weerlegging van een via deductie verkregen gevolgtrekking laat de geldigheid van de redenering dus ongemoeid, maar noopt wel tot een herziening van de premissen.

Indien een niet-geldige deductieve redenering - er zit een logische fout in de afleiding van de conclusie - wel een zekere waarschijnlijkheid heeft, kan deze soms worden opgevat als of worden herschreven tot een geldige inductieve redenering. Voor de beschreven bewijstechniek geldt echter altijd, dat als de premissen waar zijn de conclusie ook noodzakelijk waar moet zijn. De redenering is dus zo sterk als haar premissen.

 

Wetenschappelijke criteria ter beoordeling van het ontstaan van de Elementenleer

De criteria waar het vooral om gaat bij het beoordelen van het ontstaan van de Elementenleer zijn:

  • “Welke algemeen geldende wetten zijn het meest algemeen?” ofwel
  • “Welke algemeen geldende wetten zijn nergens meer uit af te leiden?” ofwel
  • “Welke algemeen geldende wetten staan ‘bovenaan’ in de hiërarchie van de deductie.


Wetten die nergens uit zijn af te leiden spelen in het begin van de Elementenleer een superbelangrijke rol. Zij worden axioma’s of postulaten genoemd.

Voorbeelden van westerse axioma’s/postulaten die terloops in dit document aan de orde komen, zijn:

  • de vijf postulaten van Euclides die ten grondslag liggen aan de euclidische meetkunde
  • de zeven axioma's van Copernicus waarin hij zijn visie op het heelal uiteenzette en waardoor hij wordt beschouwd als de grondlegger van de heliocentrische theorie, die stelt dat de Zon in het midden van het zonnestelsel staat en dat de planeten er eenparig omheen draaien
  • de vijf postulaten van de moderne kwantummechanica. Deze brengen enerzijds met zich mee dat de westerse kwantummechanica berust op het onzekerheidsprincipe waardoor deze theorie niet strookt met de westerse principes van een natuurwetenschap. Anderzijds brengen die postulaten met zich mee dat de westerse kwantummechanica enkel en alleen kan worden uitgedrukt in termen van de wiskunde. Dit betekent dat het hier gaat om een formele wetenschap en dat verklaart waarom deze theorie betrouwbaarder is dan de (klassieke) westerse natuurkunde.

Op deze website krijgt de lezer ook nog te maken met de postulaten omtrent het ontstaan van de westerse natuurkunde en 'last but not least', met die van de oude Elementenleer.

 

Wat is een goede theorie

Een goede theorie doet toetsbare voorspellingen. Deze voorspellingen worden getoetst aan waarnemingen. Als de voorspellingen overeenstemmen met de waarnemingen wint de theorie aan geloofwaardigheid. Het doel van de verklaring en voorspelling is het begrijpen van het verschijnsel waarover de theorie iets zegt.

In de loop van de geschiedenis van de wetenschap blijken veel theorieën vervangen te zijn door een andere. Meestal gebeurt dit als de eerdere theorie voorspellingen doet, die bij experiment onjuist blijken. Een andere reden kan zijn dat de nieuwe theorie meer omvattend is. Een goede nieuwe theorie is in zekere zin consistent met zijn voorganger omdat hij ook de daarmee overeenstemmende waarnemingen dient te voorspellen.

Een natuurwetenschappelijke theorie kan worden getoetst met behulp van waarnemingen eventueel als resultaat van experimenten. Er zijn tot nu toe geen waarnemingen gedaan die in strijd zijn met de relativiteitstheorieën van Einstein en de moderne kwantumtheorie. Dit kan niet worden gezegd van de Newtonmechanica, maar omdat deze theorie onder de meeste aardse omstandigheden voldoet, worden de meer ingewikkelde alternatieven vaak niet gebruikt . Hier geldt dus het principe van de eerder genoemde incommensurabiliteitsthese.

Ga verder naar: Bewegingsvormen en soorten

­