Het referentieframe van de Bolwaarnemer gedraagt zich nu dus als een westers-fysisch 'inertiaalstelsel'. Het is echter niet verbonden aan een ruimtelijk, zgn. cartesiaans coördinatenstelsel, zoals gebruikelijk in west, maar aan een coördinatenstelsel waarin alle periodiciteiten van de Aarde – jaren, etmalen en seizoenen – zijn gecoördineerd.

NB.22 Inertie (Fr.) betekent: de eigenschap van lichamen om te volharden in de toestand van rust of beweging waarin zij zich bevinden (Van Dale).
NB.23 In de euclidische ruimte wordt elk punt door drie loodrecht op elkaar staande coördinaten bepaald: de x-, de y- en de z-as. Dit is een cartesiaans coördinatenstelsel.
NB.24 In de westerse natuurkunde is het begrip 'inertiaalstelsel' verbonden aan een cartesiaans coördinatenstelsel waarin voorwerpen, waar geen kracht op werkt, stilstaan of een eenparig rechtlijnige beweging maken. Daar alle inertiaalstelsels ten opzichte van elkaar in een eenparige, rechtlijnige beweging zijn, kunnen metingen in het ene inertiaalstelsel met een eenvoudige transformatie omgerekend worden naar een ander inertiaalstelsel. Voor de Newtonmechanica is dat de Galileitransformatie, voor de speciale relativiteitstheorie de Lorentztransformatie. Het aardoppervlak is overigens geen inertiaalstelsel omdat onze planeet draait.
NB.25 De Speciale Relativiteitstheorie gaat alleen op voor waarnemers met constante snelheden, die geen zwaartekracht voelen. De Algemene Relativiteitstheorie breidt de speciale relativiteitstheorie uit, door aan inertiaalstelsels een lokale betekenis te geven: een coördinatenstelsel geassocieerd met een waarnemer in vrije val.


Ondanks dat het oosterse inertiaalstelsel vanwege de vrije val van de (Bol)waarnemer, veel gemeen heeft met het uiterst moderne westerse, moet het daarmee absoluut niet worden verward. Zijn oosterse inertiaalstelsel is er enkel en alleen voor subjectieve waarneming, en dat is bepaald niet wat de westerse fysica met haar inertiaalstelsel voorstaat.

De intentie van oost en west is echter dezelfde: Het gaat in feite om een natuurlijke erkenning van de universele toepasbaarheid van het gekozen referentiekader.

Het verkrijgen van een inertiaalstelsel kun je dan ook beschouwen als de ultieme bekroning van je uitgangshypothese. Dat geldt dus voor zowel oost als west.

 

Ga door naar: 3.4. Het probleem van de coördinaten

 

­